Appeltjes van het Meetjesland

De viering van Hippoliet Van Peene in Kaprijke in 1911

( 16/08/2010 – Hugo Notteboom ) 

Het eeuwfeest van de geboorte van Hippoliet Van Peene in 1911 wil het gemeentebestuur van Kaprijke niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Van Peene werd immers geboren in Kaprijke op 1 januari 1811, een nieuwjaarskind dus. Zijn vader (en ook grootvader) die geneesheer is in Kaprijke, rijmt gelegenheidsverzen. Oom Jan-Baptist, onderwijzer te Boekhoute, sticht in 1823 een Maatschappij van Rhetorica en een Schouwburg, “ter bevordering der moedertale en der Nederlandsche Letteroefeningen”. In 1837 wordt de herberg La Belle Vue in Boekhoute vermeld, bewoond door J. B. Van Peene. Een ander familielid, Jan Bernard Van Peene, notaris en burgemeester van Assenede, is er voorzitter van de letterkundige vereniging Floris ende Blancefloer “met wier leden hij ijverig werkte voor taal en volk”. Jan Bernard publiceerde in verschillende tijdschriften poëzie en proza en wordt lid van de Gentse maatschappij De Taal is gansch het Volk. Hij betrekt een voornaam burgerhuis in het centrum van Assenede dat hij in 1833 laat verbouwen. Er wonen Van Peene’s tot bij het begin van de 19de eeuw, het huis is dan een brouwerij.
Hippoliet studeert in Leuven voor geneesheer en vestigt zich voor een korte tijd in Kaprijke waarna hij in 1837 in Gent gaat wonen waar hij de toneelvereniging De Goede Vrienden opricht. De jonge arts legt immers al van in Kaprijke een levendige belangstelling aan de dag voor toneel en ziet met lede ogen aan dat zowat alle verenigingen minderwaardige stukken opvoeren: Kotzebue, Ducis en Pixerecourt beheersen de toenmalige scène, om van de hooggelaarsde verzen van de rederijkers te zwijgen. Wie die stukken thans doorneemt acht het niet mogelijk dat ze zoveel succes kenden. Maar bij gebrek aan beters…

Van Peene besluit er iets aan te doen, vertaalt eerst Franse toneelstukjes voor zijn toneelvereniging en begint in 1841 zelf toneelstukken te schrijven. Keizer Karel en de Berchemse Boer is zijn eerste blijspel, er volgen nog ongeveer zestig zangspelen, drama’s maar vooral blijspelen. De bekendste zijn nog steeds De twee echtscheidingen (1845) en Een man te trouwen (1845). Binnen de kortste keren is het Van Peene die de Vlaamse toneelscène beheerst. Bij de opening van de bekende Minardschouwburg in 1847 wordt het blijspel Brigitta of de twee vondelingen vertoond door Broedermin en Taelyver, vereniging die hij in 1840 met anderen had opgericht. Echtgenote Virginie Miry speelt in de meeste van zijn stukken een hoofdrol.

Als toneelauteur is Van Peene allang vergeten. maar als schrijver van de tekst van De Vlaamse Leeuw in 1847 zal hij echter in de herinnering blijven leven. Van Peene vindt zijn inspiratie bij Nikolaus Beckers wiens strijdgedicht “Der Deutschen Rein” (Sie sollen ihn nicht haben, den freien deutschen Rhein…) ook in Vlaanderen enige populariteit genoot. Volgens andere bronnen laat hij zich inspireren door de Leeuwenzang in de Brabantse yeesten van Jan van Boendale. Karel Miry componeerde de muziek.

°°°

De feestelijkheden in juni 1911 voor deze beroemde Kaprijkenaar worden als volgt aangekondigd:

Zaterdag 24 juni
– Aankondiging der feesten door klokgelui

Zondag 25 juni
– 2 uur : Optocht der deelnemende maatschappijen; vergadering aan het station en in de Vrouwenstraat;
– 2.45 : Onthulling op het plein van Van Peene’s borstbeeld en uitvoering van de cantate De Vlaamse Leeuw onder de leiding van organist Emiel Claeys;
– 3.15 : Wederlandsch festival op 4 kiosken met 1 000 frank prijzen;
– 8.30 : Prachtig vuurwerk van Verschelden uit Nederbrakel.

En er wordt reclame gemaakt voor dit eeuwfeest: “Caprijcke, zoo voordeelig gelegen op de spoorweglijn Eeklo – Sint-Gillis-Waas, met onmiddellijke aansluiting van treinen en trams in alle richtingen, met zijn lief en aantrekkelijk plein, is gewis eene der geschikste plaatsen voor het geven van luisterrijke feesten. Ook verwacht de zoo fraaie gemeente Zondag 24 juni eene zee van volk. Aan allen, maatschappijen en publiek, is het gulhertigst onthaal verzekerd”.

Het feest voor “den roemvollen en ervaren Vlaamschen tooneelschrijver” verloopt zoals alle feesten in die jaren, “met ongemeenen luister”. Niet minder dan 35 muziekmaatschappijen en twee toneelverenigingen – Het Nederlandsch Tooneel uit Brugge en De Fonteinisten uit Gent – nemen deel aan het festival.

Het hele dorp is bevlagd en versierd en een zee van volk verdringt zich op het Plein bij het te onthullen borstbeeld. Errond het voltallige gemeentebestuur, de geestelijkheid en de afgevaardigden van de maatschappijen. De Kaprijkse vrederechter Neyt houdt een welbedachte gelegenheidsrede, waarna onder het gejuich van de massa het borstbeeld van Kaprijke’s zoon wordt ontbloot en namens de feestcommissie aan het gemeentebestuur wordt geschonken. Vervolgens wordt de Vlaamse Leeuw door de honderden aanwezigen uit ganscher harte gezongen onder de begeleiding van de fanfare.

In het stadhuis is het opnieuw vrederechter Neyt die de maatschappijen bedankt en in het bijzonder “de Nederlandsche maatschappyen waren het voorwerp van eene vleiende betooging”. Maar niet alleen Neyt voert het woord:
burgemeester Van de Wattyne uit Bassevelde, provinciaal raadslid,
de voorzitter van de Fonteinisten,
Lodewijk Vermeersch, voorzitter van de Brugse toneelvereniging, brengen “in welgepaste bewoordingen hulde aan de nagedachtenis van den groote tooneelschrijver die zooveel heeft bijgebracht tot uitbreiding van het Vlaamsche tooneel”. Tot slot wordt een prachtige palm neergelegd bij het borstbeeld. Het was een schoon en welgelukt feest dat tot eer strekt van Kaprijke, ingezetenen en feestcomité.

°°°

Een lezer, die zich Aphoon noemt, schrijft naderhand nog een “brief per expres” waarin interessante details worden vermeld over de plechtigheid, we laten dit document in extenso volgen:

“De Van Peenefeesten zijn goed van stapel geloopen. De onmeetbare dorpsplaats, de grootste misschien van Vlaanderen, was smaakvol versierd door den Bruggeling, heer Jan Bauweraerts. De stoet der uitgenoodigde maatschappijen uiterst wel gelukt. De verwelkoming der vreemdelingen hoofsch; het feestlied onder bestuur van den heer Emiel Claeys onberispelijk.
De onthulling en overhandiging van het borstbeeld van den held der feest, Hippoliet Van Peene, door den Voorzitter van het Comiteit, den heer Vrederechter Neyt, aan de gemeente, was indrukwekkend. De uitreiking der gelden aan de deelnemende gezelschappen, baarde hier meer genoegen dan elders, … er was niet gespaard! Het vuurwerk, des avonds afgeschoten door den heer Verschelden van Nederbrakel, mocht ook overheerlijk heeten.
Kortom, bovenstaand formuul, gereed gedrukt voor alle dergelijke feesten past hier ten volle. Zulk feest, ten andere, moest lukken, geleid als het was, door al wat Caprijcke bezit aan mannen van tel.

Doch ééne eerbiedige vraag. Wien vierde men? Eenen geleerde, eenen tooneelschrijver, eenen dichter! Met raadt het niet; men moest Van Peene, den eenvoudigen, den echten Vlaming vieren. Van Peene zou Ledeganck’s Drie Zustersteden niet gedicht hebben; hij miste daartoe het hoofd van dezen dichter. Anderzijds nochtans, Eecloo vergeve het ons, zou Ledeganck den zoo eenvoudigen Vlaamschen Leeuw niet samengesponnen hebben; Van Peene’s hert heeft zooniet harder, dan toch hoorbaarder geklopt voor zijn geliefde Vlaanderen. Dààrom, Vlamingen uit alle steden en dorpen, landen en werelddeelen, groeten wij U, Hippoliet Van Peene; aan U de welverdiende eereplaats in onze vlaamsche herten.

Dit punt is, mogelijks, door ’t feestkomiteit niet voldoende bedacht; ’t volk echter had dit niet uit het oog verloren. Ten bewijze daarvan, de uitbundige geestdrift die ’s anderendaags de Caprijcksche bevolking bezielde en ze als samenzweepte om, zoo ontstuimig als onverwachts, na het officiële, ’t echt vlaamsche Van Peenefeest te vieren, dat van ’s morgens begonnen tot middernacht voortduurde en slechts op dit plechtig uur gesloten werd door eenen overheerlijken, wijdweerdreunenden Vlaamsche Leeuw uitgegalmd door ruim 500 Caprijckenaren”.

°°°

Kaprijke is Van Peene niet vergeten. Naast het stadhuis kan men het Beeld voor Vlaanderen bewonderen, een werk van de Antwerpse kunstenaar Philip Aguirre y Otegui dat op donderdag 10 juli 2003 werd onthuld. Als uitgangspunt voor zijn Man met toeter vroeg de uit Baskenland afkomstige kunstenaar zich af welke gevoelens het nationaliteitsbesef bij hem opriepen. Dat bleek een gewone man uit het volk te zijn, een met een stofjas, die iets wil verkondigen, vandaar de toeter els symbool voor zijn stem: een klerk, onderwijzer, duivenmelker,… die het woord voerde in een Vlaams dorp.
Het beeld maakt deel uit van een reeks gewijd aan Vlaamse taalminnaars die vooral in de 19de eeuw actief waren in het Meetjesland.

Reakties gesloten